top of page

Het zwarte vlak versus de klassieke kunsten

Hoe kan een zwart schilderij in hemelsnaam zinvol zijn. Het is een terechte vraag die al sinds het eerste zwarte schilderij, 1913,  van Malevich (geb 1879 Oekraïne gest 1935 Leningrad) geregeld opborrelt en stilaan geldt voor bijna alle hedendaagse kunst. Het antwoord ligt in de geschiedenis, vooral de recente.

Malevich zag het zwarte vlak als ‘ het gelaat van God’ en hing het boven in een hoek , daar waar de orthodoxe iconen werden gehangen . Het beeldde ‘nul’ uit. Gelijktijdig was het de uitdrukking van een totaal nieuwe kunst , los van het realisme . Nadien werd het een thema dat veelvuldig en in verschillende toepassingen verscheen . Voor velen een extreem voorbeeld van emotieloze kunst. Dat eerste zwart vierkant schilderde hij in 1913 en toonde het voor het eerst in 1915  in St-Petersburg. Het behoorde tot het suprematisme, een abstragerende stroming. Al snel vormde het de basis voor monochrome kunstwerken. Ad Reinhardt zag monochromen rond 1950 als eindpunt van de schilderkunst in de betekenis van compositie. Het verwijst naar zichzelf.

Origineel moet het zijn

Om een visueel beeld efficiënt te schilderen is een vorm van stilering noodzakelijk . Anders krijgt de toeschouwer een gamma aan mogelijke interpretaties en dat verzwakt de gerichtheid van de communicatie. Om een beeld te stileren moet het eigen gemaakt worden. Het gaat zelf verder. Waar Paul Seurat, eind negentiende eeuw, met ieder pointillistisch schilderij zijn statement verstevigde, schilderde Théo Van Rysselberghe zeer mooie maar klassieke onderwerpen die zich enkel onderscheidden door de ongewone pointillistische stijl. Nochtans niet de eerste de beste. De industrialisering en de standaardisering van producten speelde eveneens een belangrijke rol om ook beeldvorming te specialiseren. Met als labo de avant-garde bewegingen die binnen het modernisme alle kansen kregen . De producten ervan sijpelden weer terug naar het dagelijkse leven. Art nouveau en later art deco versoberde de architectuur na de eerste wereldoorlog. Het surrealisme heeft de ontwikkelingen in verband met het onderbewuste of de phychoanalyse sterk gestimuleerd. Door films, Bunuël, Hitchcock, Disney, Lynch maar net zogoed door tijdschriften, architectuur en design vonden die ideeën hun weg naar het grote publiek als bv gedachtensprongen en out of the box denken.

Suggestieve operadecors

Operadecors zijn vaak suggestief opgebouwd met veel hedendaags beeldmateriaal en technieken. Schermen waarop video’s geprojecteerd worden in interactie met de acteurs brengen de wereld binnen. Minimalisme, expressionisme en kubisme maken ze tot totaalervaringen.  Meervoudige perspectieven werden lang geleden al toegepast, bv in Vincenza door Palladio. Dus een breuk is dat niet , eerder een samenbrengen van oud en nieuw.

Met de opkomst van de boekdrukkunst waardoor teksten populariseerden, verschenen er steeds meer afbeeldingen bij de teksten. Zo werden ze nog toegankelijker. Reclames verluchtten de magazines. Ze vervaagden de grenzen en de druk ontstond om origineler uit de hoek te komen . Reclametechnieken en strategieën begonnen een rol te spelen in de kunst. Het vlakker en directer schilderen maakte dat zelfs het canvas zichtbaar bleef als een onderdeel van het werk bij de impressionisten.

Sublimeren hoeft niet meer

Tot de late renaissance was sublimeren  een must . Het voorgestelde stond immers steeds in relatie tot de godsgedachte , met het Christendom. Het resulteerde in prachtige, complexe schilderijen en beelden. Al het afgebeelde had meerdere lagen die realistisch leken maar zeer gekunsteld werden samengesteld. Religie versus het dagdagelijkse. Een uitermate verfijnde techniek in harde tijden . Kleine menselijkheid onder het hemelgewelf. Heerlijk om te bekijken. De opkomst van het puriteinse protestantisme bracht wantrouwen met zich mee , een zeer menselijke trek , waardoor die afbeeldingen hun waarachtigheid verloren. Het gat werd gevuld door de aandacht van een goddelijke naar een menselijke voorstelling te verschuiven. Dat resulteerde in prachtige werken die vooral de schone en grootse menselijke trekken weergaven met iemand als Rembrandt als uitschieter. Deze vernieuwing blijft tot vandaag aanvoelen als een belangrijke stap in de ontwikkeling van het tot wasdom komen van een maatschappij en net zogoed van het individu.

Opsplitsing in oud en nieuw

Het proces van analyseren en specialiseren kreeg er een versnelling door in de 19de eeuw .

De moderne tijd kwam in beeld waardoor kunst opsplitste. Het als verouderd beschouwde exclusieve en academische kunstwerk dat alleen al daardoor aansluiting miste met de vooruitgang, stond tegenover een beeldtaal die de vernieuwingen uitdrukte . Daar viel publiciteit onder, fotografie, grote billboards, design, mode tot de architectuur. Zodra enkelingen daarvan de kracht en maatschappelijke impact van inzagen,  gebruikten ze die technieken om kunstwerken te maken . Om toch een onderscheid te behouden met echte gebruiksvoorwerpen kwam er de introductie van, wat Sid Lukkassen ‘het decorum‘ noemt, afgeschermde, gespecialiseerde plaatsen’ zoals musea,  kunsthallen en gallerijen. Daar kon men met zekerheid veilig naar kunst kijken. De context en techniek vormden samen het kunstwerk. Het ambachtelijke hoefde niet meer gekoppeld  te zijn aan de kunstenaar.

Iconen werken als sociale marketing

Dat geheel van veilige plaatsen, reclametechnieken en de emancipatiegedachten heeft verdacht veel weg van de Katholieke werkwijze. Hun vroegere relikwieën en bijbelse voorstellingen functioneerden zoals de hedendaagse iconen. Het Westen heeft ze nodig. Hun beeltenissen werkten bevestigend voor de Kerk of het vooruitgangidee, zelfs indien ze waarschuwingen inhielden zoals de Schreeuw van Munch. Nu dienen ze onze multiculture maatschappij. Iconen vertonen veel gelijkenis met publiciteit. Ze zijn duidelijk , soms shockerend en komen herhaaldelijk in beeld. Gelijktijdig worden ze als hoogtepunten beschouwd. Daarom werden en worden er kunstwerken met die instelling bedacht en gemaakt. Op impact gericht. Daarin ligt de functie van een zwart vlak. Meer dan een symbool vertegenwoordigt het de revolutionaire gedachte. Nul, Reset. Zoals bij de Franse revolutie het jaar nul niet kon ontbreken.

 

Nul of niets uitbeelden, wat Malovich wou, kon enkel door het aanschouwelijk te maken. Een zwart vlak dus. Daarmee legde hij voor het eerst de aandacht op het materiaal. Het canvas, de kleur en verf werden zelf het onderwerp net als het belang van de plaats in de omringende ruimte. Door het niet in te vullen, enkel zwarte verf, werd het schilderij een aanwezigheid. Zoiets als ‘het gelaat van God’ maar dan seculier.

 

Andere kunstwerken met soms een iets minder hoog icoongehalte zijn de cloaca van Wim Delvoye,  een ballonhond van Jeff Koons (het duurste kunstwerk van een levende kunstenaar) of de haai op sterkwater van Damien Hirst. Voordien waren er al de Mona Lisa, de zonnebloemen van Van Gogh en Marlin Monroe van Andy Warhol. De Mona Lisa van Leonardo da Vinci werd pas vanaf 1860, de kantelperiode, bekend als speciaal. Zijn laatste avondmaal, iets minder geschikt als hedendaags icoon, was voor Warhol aanleiding om er meer dan honderd werken van te maken. Dat waren allemaal bewerkte, fotografische zeefdrukken.

 

10. 03.2023 herwerkt 28. O6. 23

Peter Proost

Schilder en Kunstkenner.

bottom of page